
De wereld wordt steeds wettelozer en de wereldorde lijkt uiteen te vallen. Machtige landen voeren thans de big stick diplomacy om andere staten naar hun hand te zetten. Het gebruik van of dreiging met geweld is voor de machtige landen de eerste optie geworden en het belangrijkste middel om geschillen op te lossen. Aanvallen door sterkere landen op zwakkere staten komen steeds vaak voor.
Sommige van deze agressieve acties worden zelfs preventieve oorlogen genoemd zoals de oorlog van Israël in Gaza, de aanvallen op Iran, Jemen, Libanon Syrië, en Qatar, de Russische invasie van Oekraïne, en de bombardementen van de Verenigde Staten op Iran.
Het evenwicht van de terreur
Dit nieuwe tijdperk van toenemend geweld en groeiende vrees heeft het ontwikkelen en beschikken van kernwapens in enkele landen nieuw leven ingeblazen. Iran en Oekraïne werden aangevallen door kernmachten. Iran, dat lid is van het Non-Proliferatieverdrag, wordt gebombardeerd door twee kernwapenstaten.
Deze ontwikkelingen heeft meer landen ertoe aangezet om kernwapens te zien als een garantie voor hun veiligheid. De les die landen vanwege het gebruik van geweld bij de recente gebeurtenissen hebben getrokken, is dat zij zonder kernwapens kwetsbaarder zijn voor externe agressie en aanvallen op hun soevereiniteit.
Volgens het rapport van het Stockholm International Peace Research Institute (SIPRI) van 2025 overwegen steeds meer landen om kernwapens te ontwikkelen. President Donald Trumps heeft zelf aangekondigd dat de VS kernproeven zal hervatten, als reactie op de Russische bewering een langeafstandskruisraket met kernaandrijving te hebben getest. “Maar het is een gevaarlijke stap die een wankelend non-proliferatieregime verder zal uithollen”.
In zijn recent gepubliceerd boek Het nucleaire tijdperk:een epische race om wapens, macht en overleving schrijft Serhii Plokhy over de redenen waarom landen een nucleaire bom willen hebben.
Plokhy schrijft dat sinds de Amerikaanse verwerving van de bom, de nucleaire wapenwedloop nooit echt is gestopt, behalve in de late jaren 80 en vroege jaren 90, toen de VS en de Sovjet-Unie overeenstemming bereikten over ontwapeningsmaatregelen en verschillende landen werden overgehaald om hun nucleaire programma's op te geven”
Maar aan deze “pas op de plaats” , kwam in 1998 een einde toen India en Pakistan hun kernproeven uitvoerden. Volgens Plokhy verwierf Israël al eind jaren 60/begin jaren 70, een nucleaire wapencapaciteit. In 2006 sloot ook Noord-Korea zich aan bij de nucleaire club.
Plokhy is van mening dat de huidige, ongecontroleerde wapenwedloop de kans op een nucleaire oorlog, al dan niet per ongeluk, vergroot. Hij vraagt zich af welke de motiverende factoren zijn die maken dat landen nucleaire wapens willen hebben. Hij noemt macht en prestige, maar doorslaggevend is volgens hem de angstfactor, met name de "angst voor een nucleaire aanval door een andere staat. Angst kan verschillende reacties oproepen, sommige irrationeel, andere gegrond in daadwerkelijke veiligheidsdreigingen”.
Angst voor de nucleaire balans van terreur tussen tegenstanders leidde tijdens de Koude Oorlog tot een zekere wapenbeheersings. Wat Plokhy zorgen baart, is dat angst in de huidige ongereguleerde, wereldwijde nucleaire omgeving een gevaarlijkere fase in de wapenwedloop kan ontketenen.
China, India en Pakistan
Als één van de vijf veto landen van de Veiligheidsraad verwierf de Volksrepubliek China zijn nucleair wapenarsenaal in 1964, vooral omdat China de status en het prestige wilde hebben van een grootmacht.
INDIA: Angst voor China.
De Indiase premier Nehru zag zijn wens van Hindi Chini Bhai Bhai(= India China broederlijk) met elkaar omgaan in rook opgaan na de Sino-India oorlog in 1962. Het Indiase leger had geen schijn van kans en leed een pijnlijke nederlaag. Deze “nooit meer” vernedering was voor India de extra stimulans voor het verwerven van een atoombom.
PAKISTAN: Angst voor India
Pakistan’ streven naar kernwapens werd ondubbelzinnig gedreven door veiligheid. Twee belangrijke ontwikkelingen waren bepalend voor de beslissing inzake nucleaire wapens. De militaire nederlaag tegen India in 1971 en de Indiase nucleaire explosie in 1974 , die leidden tot de conclusie dat Pakistan voor zijn veiligheid alleen op zichzelf kon vertrouwen. Na de nucleaire test van India in 1974 zei de Pakistaanse premier, Zulfikar Ali Bhutto, onomwonden dat India’s nucleaire programma is ontworpen om Pakistan te intimideren en zijn hegemonie te vestigen. Bhutto verkaarde toen ook “Pakistanen zullen gras eten, maar wij zullen een atoombom maken”.
Feroze Khan, auteur van het boek Eating Grass, the making of a Pakistani bomb legt uit dat “de vernedering van Pakistan in 1971 de basis legde voor het streven naar een atoombom. Tegenover de Amerikaanse president Carter en Buza minister Kissinger verkondigde Bhutto een onwrikbaar standpunt i.e.”als de Christelijke-, de Joodse- en de Hindoeïstische wereld een nucleaire capaciteit hebben, mag de Islamitische wereld niet achterblijven”.
Een angstige wereld
Plokhy’s geeft een scherpe waarschuwing “de wereld zou wel eens 40 extra landen met kernwapens kunnen krijgen, wat de dreiging van opzettelijk of onopzettelijk gebruik van kernwapens dramatisch zou vergroten”. In een diep verontruste wereld is dit een angstaanjagende gedachte.
Rudie Alihusain
Bronnen:
Maleeha Lohdi, The nuclear imperative, dawn.com, 3 november 2025
R.Alihusain, Zulfikar Ali Bhutto, geboren om opgehangen te. worden, de Ware Tijd, 16 augustus 2022





